Die avond zitten ze bij elkaar, christenen en hindoes.
Iemand leest voor uit de Bijbel en een ander uit de Veda.
‘Kun je het nog zien?’, vraagt iemand. ‘Doe maar een beetje licht aan’.
Dus steken ze een kaars aan.
‘Mooi’, zegt vrouw, ‘het is net of we het licht van Christus in ons midden hebben’.
‘Mooi, zegt een man,’het doet me danken aan het licht van Divali’. (= Hindoestaans lichtfeest)
‘Het lijkt wel een soort spel van licht’, vindt een ander.
Dus steken ze de volgende week weer een kaars aan.
Het wordt zomer en de kaars is niet meer nodig.
‘Wacht even’, zegt iemand, ‘de kaars moet nog worden aangestoken’.
‘Waarom’, zei de lezer, ‘ik kan het prima lezen’.
Die avond blijven de Bijbel en Veda dicht.
Want ze spreken over de kaars, of die erbij hoort of niet. Moet de kaars al branden als ze binnenkomen, als de Bijbel en Veda opengaan of helemaal niet.
Ze komen er niet uit. De christenen leggen het probleem voor aan de kerkorganen.
Iedereen en heel veel commissies maken zich er druk over. Het is een gewichtige vraag.
Op een avond komt een vreemdeling binnen.
Wanneer ze weer een kaars aansteken zegt hij: ‘Leuk is dat, het voelt als het licht van God in ons midden is, het lijkt wel een licht-spel’.
Leuk? Nee het is toch heilige ernst?!
Dan beginnen ze te lachen. Ze zijn helemaal vergeten hoe het allemaal begonnen is.
Wanneer dat doordringt worden ze weer creatief en doen ze leuke en mooie dingen met de aanwezigheid van het licht. Ze gaan weer het spel van het licht spelen, een heilig spel.
Dat ook.
Lichtgroet van Corry Nicolay, predikant interreligieuze communicatie.