EEN GEWONE MOSLIM
Wie moeite heeft met de Islam, straalt dat vaak onbewust uit in de houding
of manier van reageren op Moslims. Daarom aan het begin van 2014 een uitdaging
om in de eigen spiegel te kijken

Regelmatig lezen we of zien we beelden over moslims in Nederland en daarbuiten. Slecht nieuws wordt dan vaak breed uit gemeten. Een kleine groep extremistisch politieke moslims pleegt gruwelijke misdaden terwijl ze roepen: “Allah Akbar = God is groot’. Zij krijgen dus veel aandacht in alle media. En dit kan afstralen op de doorsnee vredelievende moslims die in Nederland wonen. Zij ontmoeten regelmatig argwaan en terughoudendheid en het is best moeilijk om daar goed mee om te gaan.

Zo vertelt een moslima: 'We zijn met zijn vieren, mijn man en ik met onze twee jonge kinderen. Er moeten steeds weer nieuwe boodschappen worden gehaald. Aan ons haar en onze kleding kun je best zien dat we uit Turkije komen en moslim zijn. En dan maken we het volgende mee. Wanneer ik met twee zware volgeladen boodschappentassen bij de kassa sta, zie ik meewarige blikken in Nederlandse ogen. Fluisterend hoor achter mij: 'Zie je wel, zij moet alles doen. Stumper. Ik weet hoe dat bij hen gaat, hij zit vast in de moskee’. Wanneer een andere keer mijn man met volgeladen tassen bij de kassa staat, ziet hij nijdige blikken in Nederlandse ogen. Hij hoort achter hem sissen: 'Zij moet vast thuis blijven. Ik weet wel hoe dat bij hen gaat.' Ze zegt: ‘Dan wordt ik boos en voel me klein gemaakt. Waarom denken ze zo dom en achterlijk over ons. Mijn man en ik doen om de beurt de bood­schappen omdat we beide werken. We zorgen samen voor de kinde­ren en doen samen de huishouding. Dat noemen Nederlanders toch emancipatie? Waarom denken ze nu anders?’

Een oudere moslima vertelt: ‘Wanneer er een aanslag door politiek extreme moslims wordt gepleegd, vragen ze mij nadrukkelijk wat ik er van vindt. Als ik dan zeg: ‘Ik denk er net zo over als jullie’, zeggen ze: ‘Gelukkig, jij bent niet zo’. Hoe komen ze erbij om te denken dat ik geweld goed keur omdat ik een moslim ben. Ook bekenden vragen dit regelmatig. Dan zeg ik: ‘Je kent me al zo lang, denk je echt dat ik zo ben?’ Ze voelt zich eenzaam en ontkend’.

De jeugdgroep in de moskee wordt er moedeloos van. Opmerkingen vliegen over en weer, zoals: ‘Waarom die argwaan en dat negatieve denken over ons geloof? Ik wil me niet altijd verdedigen en loop dan maar weg. Ik ben hier geboren en opgegroeid. Ze kennen me toch? Het doet pijn en drukt me in een negatieve hoek.’.En: ‘Gelukkig hebben we elkaar als Turkse en Marokkaanse gezinnen. Gelukkig zijn er ook enkele echte Nederlandse vrienden. Gelukkig heb ik mijn geloof, daarin voel ik me erkend door God.’

Belangrijke spiegelvragen zijn: Wat voelen we bij de Islam en bij moslims? Wat stralen we uit? Stellen we ook positieve vragen? Zoals: Wat betekent het geloof voor jou? Wat vind je mooi?

Corry Nicolay is PKN predikant interreligieuze communicatie. (corrynicolay@hetnet.nl - www.kleurrijkgeloven.nl)