Grenspalen.

Iemand had twee kinderen. Toen hij stierf kregen ze beiden zijn land. Nu was de het ene kind rijk maar had geen kinderen, de ander had zeven kinderen en was arm. Die nacht kon het rijke kind niet slapen. Mijn vader heeft zich vergist, dacht hij, want ik ben rijk en mijn zuster is arm. zij heeft geen land voor zoveel kinderen. En hij stond op en ging weg om nog voor de dageraad de grenspalen te verzetten. Ook de dochter lag wakker die nacht. Mijn vader heeft zich vergist, dacht zij, want ik heb zeven kinderen maar mijn broer is alleen. En zij stond op en ging weg om nog voor de dageraad de grenspalen te verzetten. Toen de dag aanbrak ontmoetten ze elkaar.

Medemens zijn is dan grenspalen verzetten, is met een warm hart kijken naar de mens die tegenover ons zit. Niet zien naar wat hij of zij zou moeten zeggen of zijn, maar letterlijk luisteren naar wat zij zegt, kijken naar wie hij is, en daarop ingaan. Zó willen kijken naar hem en haar die naast ons woont, die in hetzelfde dorp woont. Als we gaan zien dat degene die we tegenkomen in ons leven in feite mensen zijn die ook dorstig en hongerig zijn naar wat aandacht en zorg, als we merken hoe een medemens een beetje veiligheid en onderdak onder onze vleugels zoekt, dan smelt soms al ons vooroordeel, onze tegenzin, onze matheid, dan krijgen we zicht op de ander. Dan voelen we bijna onze eigen vleugels loskomen om over die ander heen te slaan. Dan merken we verwonderd dat we zelf ook onder de spanweidte van die vleugels vallen.

Wie oog heeft voor eigen grenspalen
en deze naar de ander toe wil verzetten,
zal zich als op vleugels gedragen voelen,
zo vertelt ons het aloude Woord.

Corry Nicolay is interreligieus predikant